Maar de gewestelijke heffing bracht heel wat problemen met zich mee: tegen veel heffingen werd bezwaar ingediend en dat resulteerde in een zware administratieve last voor de Vlaamse overheid. Om dit probleem op te lossen, werd de gewestelijke heffing geschorst voor de aanslagjaren 2002, 2003 en een deel van 2004. Dit betekende een inkomensverlies voor de steden en gemeenten die in die periode het inventarisbeheer hadden gedaan. Voor de Stad Gent kwam er uiteindelijk, na overleg met de bevoegde minister, een billijke vergoeding. De nieuwe Vlaamse heffing bleek te weinig slagkrachtig wegens lange proceduretermijnen.
Gezien de heersende woningbehoefte wil de Vlaamse overheid eigenaars van leegstaande woningen aansporen om hun panden te renoveren en te verhuren of aan nieuwe bewoners te verkopen. Ondanks stimulerende maatregelen zoals premies en fiscale maatregelen voor renovaties blijkt sanctioneren even noodzakelijk om het bestaande woningenbestand op de markt te brengen. Een aanvullend gemeentelijk belastingreglement is hierop een antwoord. Het stadsbestuur wil zo de strijd aan te binden met de verpaupering van buurten en ruimte scheppen voor een vernieuwend en actief woonbeleid.
Het reglement werd opgemaakt op basis van een door de VVSG (Vereniging voor Vlaamse Steden en Gemeenten) aangereikt modelreglement, aangepast met eigen klemtonen in functie van het lokale beleid. Belangrijk hierin is dat gewerkt wordt met drie onderscheiden reglementen: één voor leegstand, één voor verwaarlozing en één voor ongeschikt en onbewoonbaar verklaarde woningen. De inventarisatie gebeurt door de Dienst Wonen, de fase vanaf de vestiging van de belasting behoort tot de bevoegdheid van de Dienst Belastingen. Zowel leegstand als verwaarlozing worden in een technisch verslag vastgesteld en met een administratieve akte ter kennis gegeven. De belastingsplichtige krijgt drie maanden de tijd om dit verslag te betwisten of iets aan de leegstaande toestand te doen.
In het belastingreglement op de onbewoonbaar verklaarde woningen wordt de woning voor het eerst belast, bij gelijke toestand, na het verstrijken van een periode van twaalf maanden aanwezigheid op de inventaris. Vanaf het tweede jaar wordt, bij gelijke toestand, de belasting berekend inclusief de eerste twaalf maanden inventarisatie. Deze regeling moet eigenaars de kans geven om de woning veilig te maken en aan te passen aan de normen van de Vlaamse Wooncode. De drie inventarissen kunnen bovendien een meetinstrument zijn om verdere acties op het vlak van woningkwaliteit te onderbouwen.
Strakke termijnen en hoge bedragen zijn de spreekwoordelijke stok achter de deur om de doelstellingen van renovatie en bewoning te bereiken. De grootte van de belasting stijgt met de jaren tot en met het vijfde opeenvolgende belastingjaar. De eerste belasting bedraagt 1.500 euro per woning of gebouw. Dit bedrag wordt vermeerderd met 500 of 1.000 euro naar gelang de gevelbreedte en het aantal bouwlagen. De belasting kan na 5 jaar oplopen tot 12.500 euro. Bij schorsing van inventarisatie wordt weliswaar de inventaristermijn geschorst, maar wordt na verloop van deze termijn en bij gelijke toestand, de belasting berekend op basis van een anciënniteit waarbij de geschorste termijn is inbegrepen.
Een woning kan zowel heffingsplichtig zijn voor het Vlaams Gewest als voor de Stad Gent. Een pand kan opgenomen zijn in meer dan één van de drie inventarissen van de stad Gent en kan meervoudig heffingsplichtig zijn. De motivering hiervoor is dat bij cumulatie van meerdere vaststellingen, een oplossing moet opgedrongen worden via een cumul van belastingen. Dit enerzijds om bewoners van slechte woningen te beschermen en anderzijds om verkrotting van buurten te bestrijden. Lees ook dit artikel
Guido Van Peeterssen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten